U bent hier
Had de Taalunie niet bestaan, we moesten ze uitvinden
Dat Jeroen Brouwers geen vriend is van de Nederlandse Taalunie, daar schrikt Wilfried Vandaele niet van. Maar moet je ze daarom afschaffen? Of Brouwers het nu gelooft of niet, de Taalunie doet heel wat nuttig werk.
Terwijl het zelfrelativerend vermogen doorgaans toeneemt met ouder worden, is dat bij Jeroen Brouwers duidelijk niet het geval. Enkele jaren en het pamflet Sisyphus' bakens verder, is 's mans ego blijkbaar nog altijd gekrenkt door de Nederlandse Taalunie.
In 2007 weigerde Brouwers de Prijs der Nederlandse Letteren omdat hij het geldbedrag te laag vond. Alsof het prestige van een prijs enkel gemeten wordt aan het bedrag dat er aan vast hangt. In De Standaard van 11 januari fulmineert Brouwers nog eens tegen de Nederlandse Taalunie, die hij, niet gehinderd door overdreven kennis van zaken, 'onmiddellijk wil opdoeken'. Het geld - 12,3 miljoen euro dit jaar - wil hij aan de auteurs geven, bijvoorbeeld via de letterenfondsen.
Daarbij vergeet Brouwers dat de Nederlandse Taalunie wel meer in haar takenpakket heeft dan het bevorderen van het letterenbeleid. De eerste opdracht van de Taalunie is nog altijd een gezamenlijk Nederlands-Vlaams taalbeleid te ondersteunen. Het gaat dan bijvoorbeeld om terminologie, woordenboeken en taaladvies. Het gaat om het aanmaken van databanken met Nederlandse woorden en klanken, zodat in allerlei toepassingen op het gebied van de taal- en spraaktechnologie ook het Nederlands gebruikt kan worden. Dat is uitermate belangrijk, evengoed voor de stem in uw gps als voor domoticatoepassingen voor zorgbehoevenden.
En het is essentieel, ook voor onze economie, dat mensen in het buitenland Nederlands leren. De 700 universitaire docenten Nederlands op bijna 180 plaatsen in het buitenland ondersteunen, is eveneens een kerntaak van de Nederlandse Taalunie.
De tijd van Conscience
'Onze hechte taal- en cultuurband is een achterhaald cliché dat stamt uit de Consciencetijd', foetert Brouwers. De discussie over hoe gelijk of verschillend Vlamingen en Nederlanders zijn, is even oud als steriel. Feit is dat er voldoende redenen zijn voor Nederland en Vlaanderen, zowel in binnenlands perspectief als in een internationale context, om afspraken te maken met betrekking tot de Nederlandse taal en er zich gezamenlijk voor in te spannen.
Met 22 miljoen sprekers bekleedt het Nederlands de 35ste plaats op wereldschaal, de 8ste in Europa. In een globaliserende wereld, waar het recht van de sterkste als economische wetmatigheid domineert, moet je nu eenmaal de krachten bundelen om een middelgrote taal als het Nederlands op de kaart te houden. En dat moeten we doen als we een cultureel boeiend en veelkleurig Europa verkiezen boven de smakeloze eenheidsworst die de commercie ons serveert.
De behoefte aan samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland bestaat inderdaad al een paar honderd jaar, mijnheer Brouwers. Zelf ben ik altijd een pleitbezorger geweest van een zakelijke samenwerking, wars van wereldvreemde romantiek. De gebieden waarop door de jaren heen daadwerkelijk werd en wordt samengewerkt, zijn talrijk en verscheiden. Wij denken aan wetenschappelijk onderzoek, cultuur, onderwijs, erfgoedbeleid, welzijn. Op het gebied van de taal ook: het Taalunieversum, de webstek van de Nederlandse Taalunie, werd het voorbije jaar bijna 4 miljoen keer bezocht.
Verschillende organisaties 'in het veld' spannen zich in voor deze samenwerking. Gaandeweg ging ook de overheid officiële structuren voor de samenwerking oprichten. Er zijn het Cultureel Verdrag (1995), het verdrag dat de Transnationale Universiteit Limburg in het leven roept (2001), het Accreditatieverdrag (2003) om samen de kwaliteit van het hoger onderwijs te bewaken, het Nederlands-Vlaams centrum deBuren in Brussel en natuurlijk ook de sterkste organisatie in die rij, de Nederlandse Taalunie (1980). Dit instrument voor een gezamenlijk beleid op het gebied van de taal en de letteren is uniek in de wereld. Zelfs de francofonie, het Duitse of Engelse taalgebied hebben zo'n verdragsinstrument niet.
De Taalunie levert al dertig jaar nuttig werk. Moeten we ze opdoeken, zoals Brouwers voorstelt? Neen, dat zou getuigen van een domme kortzichtigheid. We moeten de Taalunie integendeel versterken. Al te vaak verhinderde de territoriumdrift van Nederlandse en Vlaamse administraties en instellingen dat taken werden overgedragen naar de Taalunie, het niveau waar ze volgens de letter of de geest van het verdrag thuishoorden. Zeker de departementen onderwijs in Nederland en Vlaanderen hebben de Taalunie nooit omarmd.
Maar ook in de sector van de letteren, geachte heer Brouwers, zou wat meer enthousiasme voor de samenwerking geen kwaad kunnen.
Wat mij betreft, mijnheer Brouwers: als de Taalunie niet bestond, dan moesten we ze dringend uitvinden.