Nederland-Vlaanderen: het glas is half leeg!

Door Wilfried Vandaele op 1 juni 2012, over deze onderwerpen: Cultuur, Politiek

Eerder deze week gaf Vlaams Cultuurminister Joke Schauvliege in het Vlaams Parlement toe dat haar Nederlandse collega een derde van zijn subsidies aan het Nederlandse Letterenfonds schrapte zonder haar te informeren. Dat dreigt een extra instroom van Nederlandse auteurs bij het Vlaams Fonds voor de Letteren op gang te brengen. Toen de nieuwe Commissie Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland vorige week plechtig werd geïnstalleerd, waren geen pers en parlementsleden uitgenodigd. De toespraak van afscheidnemend voorzitter Herman Balthazar had een pessimistische ondertoon.

In talloze toespraken en artikelen over de samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland heb ik door de jaren heen betoogd dat “het glas halfvol was”. Als antwoord op de sceptici die vonden dat de samenwerking slabbakte, somde ik de vele positieve voorbeelden op, op zowat alle terreinen van de samenleving. Voorbeelden van hele concrete, praktische samenwerking.

Hier schrijf ik voor het eerst dat het “glas half leeg” is. Het Cultureel Verdrag, dat de samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen moet bevorderen op het gebied van onder meer cultuur, onderwijs, wetenschap en welzijn, krijgt minder dan de helft van de middelen die het een paar jaar geleden nog had. En het gaat verder bergaf: 294 000 euro in 2011, 261 000 in 2012. In de plaats van onbevangen standpunten in te nemen om de overheden in de richting van meer samenwerking te schoppen, voert de commissie uit wat de ambtenaren vragen. Er daarbij van uitgaand dat wat de ambtenaren vragen, ook is wat het beleid wil. Vaak een misvatting.

Het Cultureel Verdrag is een bescheiden instelling, in tegenstelling tot de uit de kluiten gewassen Nederlandse Taalunie, die het beleid op het gebied van taal en letteren moet stroomlijnen. Zelfs na de besparingen van de laatste jaren, waarbij een paar leuke projecten sneuvelden, blijft de Taalunie goed voor een budget van zo’n 10 miljoen euro. Door zijn structuur is het instrument uniek in de wereld, maar precies door die structuur – met onder meer een Nederlands-Vlaams “Comité van Ministers”- is het altijd al vrij ambtelijk geweest. De Taalunie levert goed werk, maar strijdbaar is ze niet. Zo aarzelt ze –geheel mee met de mode – om normatief op te treden, terwijl bijvoorbeeld studenten Nederlands in het buitenland snakken naar een norm.

We hebben ook instellingen die onze cultuur en samenleving willen presenteren aan binnen- en buitenland. Het Vlaams Cultureel centrum De Brakke Grond in Amsterdam moet Vlaanderen aan de Nederlanders laten zien, maar blijft al te vaak steken bij kunst voor een beperkt, gespecialiseerd publiek. Bovendien doen geruchten de ronde dat Vlaanderen het gebouw wil verkopen. Het Nederlands-Vlaams ‘huis’ deBuren in Brussel wordt door de beide overheden op handen gedragen, wat blijkt uit de jaarlijkse subsidie van 1,54 miljoen euro. Het werk van deBuren is niet slecht, en een initiatief als City Books gooit hoge ogen. Maar ik zou graag zien dat het instituut zich ook meer richt – met eenvoudige informatie - op de “gewone buitenlandse gast in Brussel”, een belangrijke doelgroep. In 2013 knipt Nederland 10 procent van de subsidie weg, en de plannen om een nieuwe vleugel bij te bouwen, zijn opgeborgen. Zonde van de beschermde vijgenboom die daarvoor verplant moest worden, en het niet heeft overleefd.

In het verenigingsleven is er ook weinig reden tot feest. Het aloude Algemeen-Nederlands Verbond is zo verdeeld geraakt dat er twee ANV’s zijn ontstaan, die er na jaren van interne discussies nog steeds niet in geslaagd zijn de potten te lijmen. Sommigen vinden Nederlands-Vlaamse verenigingen niet meer nuttig nu er zoveel overheidsinstellingen zijn die de samenwerking behartigen. Die redenering is dom, want zonder draagvlak in het middenveld, bij de bevolking, vermindert ook de levensnoodzakelijke politieke steun. En dat is ontegensprekelijk het geval. De politici die nog willen vechten voor de samenwerking, zijn op de vingers van één hand te tellen. Sommige eminente leden van de Interparlementaire Commissie van de Nederlandse Taalunie hebben zich sinds 2009 nog geen enkele keer vertoond op een vergadering. Ook de pers toont de laatste jaren geen enkele belangstelling meer voor Nederlands-Vlaamse samenwerking. Tenzij als het slecht loopt, zoals met de Hedwigepolder.

We moeten de Nederlands-Vlaamse samenwerking vanuit beide parlementen opnieuw op de agenda zetten. Het instellen van een Vlaams-Nederlandse contactgroep tussen de Nederlandse Tweede Kamer en het Vlaams Parlement kan een eerste stap zijn. Als parlementsleden moeten we, tegen de economische dogma’s en al dan niet verzonnen culturele kloven in, durven vechten voor concrete dossiers waar de mensen, Nederlanders en Vlamingen, iets aan hebben. De toenemende druk op het Nederlands als taal van het onderwijs maakt velen bezorgd. Dat geldt ook voor pakweg het taalgebruik op productetiketten. Maar laten we hier mee beginnen: de dreigende afschaffing van de “gewone” Beneluxtrein Brussel-Amsterdam, die om het uur de grens over gaat. De hogesnelheidstrein is weliswaar sneller, maar ook duurder, omslachtiger en hij stopt op minder plaatsen. Vroeger kon je om het half uur vlot de grens over, maar de Oostende-Roosendaal viel al jaren geleden weg. Het schrappen van de Beneluxtrein zal opnieuw een negatieve weerslag hebben op tal van praktische grensoverschrijdende contacten. Aan ons om dat te verhinderen.

Dat ik het glas vandaag half leeg vind in plaats van half vol, kan een gevolg zijn van het ongeduld van de ouder wordende man, maar ik denk het niet. Het besef dat Nederland en Vlaanderen gemeenschappelijke belangen hebben en de verantwoordelijkheid voor de Nederlandse taal en cultuur delen, is dood. Dood bij de bevolking. Dood bij de pers. Dood bij de ambtenaren. De politiek moet voor nieuw leven zorgen.

Hoe waardevol vond je dit artikel?

Geef hier je persoonlijke score in
De gemiddelde score is